Betere rechtspositie voor politievrijwilligers door aanpassing in het BARP

Na jaren van overleg, aanpassen en puntjes op de i zetten is het dan eindelijk zover, de grote en onlogische verschillen tussen de rechtspositie van politievrijwilligers en beroeps worden gelijkgetrokken. Daarvoor wordt het BARP (Besluit algemene rechtspositie politie) dat de rechtspositie van beroeps regelt, zo aangepast dat politievrijwilligers daar ook onder vallen. Tegelijkertijd worden een aantal vrijwilligers specifieke afspraken gemoderniseerd.

Bert van der Wees, bestuurslid van de ACP-vakgroep voor Politievrijwilligers (LOPV) en lid van de landelijke CGOP-werkgroep Politievrijwilligers, is sinds 2011 betrokken bij het hele proces. “Ik ben heel opgelucht en trots dat het gelukt is. Het is een lang, spannend en vaak technisch proces geweest dat politiek gevoelig was. Een komma verzetten betekent in al die juridische teksten al inhoudelijk meteen iets heel anders, maar het is gelukt en nog beter dan dat we hoopten.”

De ACP en de vakgroep LOPV vinden het belangrijk om de rechtspositie van de politievrijwilliger op te nemen in het BARP, omdat er nu vaak veel onduidelijkheden zijn. “Wij willen dit al heel lang omdat de politievrijwilligers een ernstig verouderde rechtspositie hebben, namelijk de rechtspositie vrijwillige politie (BRVP). Dit is een soort lightversie van het BARP en die is al 10 jaar niet meer goed onderhouden.  Zo ontbreekt het aan richtlijnen rondom PTSS, de fysieke vaardigheidstoets is niet geregeld en verzekeringen zijn anders geworden. Kortom er was echt modernisering nodig en wat dan mooier om alles in één keer recht te trekken in het BARP”, aldus Bert.

Doordat politievrijwilligers onder het BARP vallen moet er bij elke verandering in hun rechtspositie meteen nagedacht worden over de gevolgen voor de vrijwilligers. “De politie en het ministerie moeten actief aangeven, waarom een verandering die geldt voor de beroepscollega’s, niet geldt voor de vrijwilligers. Dit zorgt ervoor dat ze ons als groep niet meer zo gemakkelijk vergeten, zoals het geval was bij de invoering van de pepperspray in 2004-2005 of bij PTSS in de afgelopen jaren. Kijk, natuurlijk zijn we anders ten opzichte van bijvoorbeeld loon, arbeidstijden en pensioen, maar in veel dingen zijn we gelijk, zoals het risico dat je op straat loopt, de opleiding die je moet volgen en dat je geschikt, bevoegd en bekwaam moet zijn” vertelt Bert.

Bewapening

Vooral over de bewapening van de politievrijwilliger – in de rang van agent of hoger – is op dit moment veel onduidelijkheid. Met deze verandering wordt de afspraak doorgevoerd dat vrijwilligers in regelgeving en beleid hetzelfde zijn, tenzij er een logische reden is om af te wijken. ‘Hetzelfde, tenzij’ geldt dus ook voor de bewapening. Bert: “In de praktijk zijn deze vrijwilligers al uitgerust met een pistool en soms met de lange wapenstok, maar dan op basis van een uitzonderingsbepaling en speciale toestemming van de minister van Justitie en Veiligheid. Dat is met deze aanpassing niet meer nodig en de twijfel wordt hierover weggenomen. Weet je toch niet meer helemaal hoe het zit, dan staan de regels duidelijk beschreven en hoef je ze alleen maar op te zoeken. Verandert er iets voor een groep beroepskrachten, zoals straks met de invoering van taser, dan verandert het automatisch ook voor vergelijkbare groepen vrijwilligers. En zo zijn er veel meer zaken, waarbij er nu orde in de chaos komt. Zo zullen vrijwilligers met PTSS sneller geholpen worden, omdat nu duidelijk is dat ze daar recht op hebben en bij dezelfde lokettenkunnen aankloppen voor gerichte hulp.”  

 Onkosten

De werkgroep Politievrijwilligers is daarnaast bezig met de regelgeving rondom de onkostenvergoeding. “We willen een basis creëren om in het hele land dezelfde vergoedingssystematiek voor de vrijwilligers in de ondersteuning te hanteren. Op dit moment werken we nog op de ongelijke manier. De ene vrijwilliger krijgt 5 euro onkostenvergoeding per dagdeel, de ander een paar euro per uur en weer een ander niets. Dit willen we rechttrekken. ”Er zijn dus nogal wat veranderingen doorgevoerd en er volgen er nog meer. We kunnen trots zijn”, aldus een tevreden Bert.  

Wanneer de wijzigingen precies in werking treden is nog onduidelijk. Het besluit moet nog langs de Raad van State, waarna beslist wordt op welke datum de aanpassingen van kracht worden. Misschien kan dat al op 1 juli van dit jaar, maar 1 januari 2021 is het meest waarschijnlijk.